juli

Dag toekomst

De vrouw die net mijn cel voorbijkwam, droeg enkellaarsjes in exact dezelfde kleur als haar haar.

De schuimresten op het water in mijn wastafel vanmorgen lieten kleine schaduwplekken, die me deden denken aan de schaduw die wolkenflarden op een zomers landschap laten vallen.

Vorige week kreeg ik het verdict te horen. Vijftien jaar. De feiten zijn dan ook niet min. Mijn voorarrest wordt afgetrokken van alle maanden die me nog resten. Ook werd het niet die kwarteeuw, het totale rampscenario. Goed gepleit van meester Verdurmen, maar het blijft een totaal onoverzichtelijke hoop tijd voor mij. Tijd zonder hoop. Maanden, jaren, die zich voor me uitstrekken en waarvan ik geen idee heb hoe ik ze kan invullen.

Hoe vreemd het ook mag klinken, toekomst, het is me pas de laatste weken beginnen dagen dat ik van jou nog bitter weinig overheb. Tegen de tijd dat ik ervan mag dromen vrij te komen, zal ik net de wettige pensioenleeftijd hebben bereikt… Maar kun je in mijn geval van een ‘pensioen’ spreken? Officieel werken heb ik hooguit een decennium gedaan. Gebroken zal ik hieruit komen en al mijn misdaden zullen zich tegen dan in alle felheid aan me hebben ontvouwd. Zal ik dan nog als vrij mens willen leven? Hoe vrij zal ik ooit kunnen zijn? Ik zal ten volle beseffen hoeveel mensen werden beroofd en bedrogen, hoeveel mensen hun vertrouwen werd misbruikt, hoeveel zware verliezen er door mij werden geleden.

Kortzichtig was ik, en egoïstisch, hebzuchtig ook. In al mijn rijkdomswaanzin, de drang om met een zwendel nooit genoeg te hebben en steeds meer onbezonnen risico’s te nemen, was ik nooit met je bezig. Zolang ik maar gronden kon kopen, er villa’s op bouwen, mijn maffiavriendjes kon blijven pleasen en aan het hoofd van alles de plak kon blijven zwaaien, in dure auto’s heen en weer rijdend tussen de ene en de andere plek, keek ik niet verder dan mijn neus lang was. Geen verleden, geen toekomst, alleen het nu.

Ik heb een strafproces van een jaar nodig gehad om de ernst van alles te beginnen inzien. En pas nu ik jou niet meer heb, toekomst, voelt het alsof ik afscheid moet nemen van een vriend die ik nooit genoeg koesterde. Ik blik terug maar kan niet meer vooruitblikken. Hoe wrang dat voelt, had ik me nooit kunnen inbeelden.

De vrouw op haar camel laarsjes wandelt terug voorbij, tak-tak-tak. De schuimresten verlieten mijn wasbakje samen met het koud geworden water, borrelend door de afvoerbuis. Met dat soort onbenullige observaties hou ik me tegenwoordig bezig. Meer dan dat, behalve diep bedroefd zijn om wat niet meer is, rest me niet.

Dag, toekomst…

Britt O.


Plaats een reactie