Ik heb fietstrots.

Ik lijd er niet aan, ik heb het gewoon.

De fiets is al sinds mijn kindertijd het meest vanzelfsprekende vervoersmiddel voor alle verplaatsingen die niet al te ver zijn en waarvoor je niet overdreven veel gewicht moet meesleuren. De evidentie zelve: het verkeer zat vast, ja, ook al in de jaren 1980. Op regendagen herinner ik mij lange files over de brug in het dorp waar ik opgroeide. Het moeten de eerste files in mijn leven geweest zijn. Ik maakte er geen deel van uit, maar fietste ze olijk voorbij.

Het moment waarop ik op twee wielen kon fietsen, vormt een van mijn eerste herinneringen, zo rond mijn derde. Ook dat kan een basis vormen voor mijn fietstrots.

Heden woon ik vlak naast Brussel en verplaats ik mij meestal naar het werk in hartje Brussel… met de fiets. Ik word daarbij steeds vaker ingehaald door menig elektrisch exemplaar, waarna ik bij het eerstvolgende rood licht vaststel dat we gezellig samen staan te wachten tot het groen wordt. Langs het kanaal tref ik ook wel ‘speed pedelecs’ aan, met wat geluk met een voorzichtige bestuurder op het zadel, maar toch veelal aan een vervaarlijke snelheid die niet altijd aangepast is aan de verkeersdrukte of rekening houdt met minder snelle, jonge, oude, minder goed ziende of ietwat verstrooide ‘zwakke’ weggebruikers, tegenwoordig omgedoopt tot ‘kwetsbare’ weggebruikers.

Maar het ergst van al vind ik de laatste nieuwe mode: de elektrische step. Die kwam in de plaats in van de Segway, een onhebbelijk ding van een aantal jaren terug waar nu geen spoor meer van te bekennen is, tenzij op het bospad nabij Bouillon waar wij onlangs moesten stilstaan voor zes triomfantelijk voorbijflitsende tweewielers met een uit de hoogte kijkende toerist erop. Zigzag rijden de ‘steppers’ tussen alles en iedereen door en ook spookrijden is hen niet vreemd. Is men klaar met de rit, dan vindt men er blijkbaar niet beter op dan het onding op het trottoir achter te laten, liefst in het midden, meestal omvergegooid, in een zeldzaam geval nog rechtopstaand op z’n armoedige pikkeltje. Ik kan er niet bij dat stadsbesturen hier vergunningen voor uitreiken, dat dit zo maar allemaal kan.

Met dit alles wil ik alleen zeggen… geef mij maar mijn met eigen beenkracht aangedreven, gewone simpele stadsfiets. Geen voetafdruk vanwege een batterij die binnen enkele jaren de geest zal geven. Met een degelijk voor- en achterlicht en fietsend aan een snelheid die mij toelaat alles netjes te overzien, kan ik remmen voor een kind of een oudje. Gunt de gemeente waar ik doorheen rijd mij een fietspad, dan maak ik er dankbaar gebruik van en wel in de juiste richting. Ik probeer hoffelijk te blijven tegen wie dat niet doet en vloek vanbinnen wanneer ik strooisteps moet ontwijken.

Dat goeie stalen ros van me brengt me moeiteloos waar ik zijn moet op werkdagen, is uiterst betrouwbaar, staakt niet en is blij met een lekje olie af en toe. Wat wil een mens nog meer?


Plaats een reactie