Vlieg toch.

Jij kan iets wat ik niet kan: vliegen. Je kan ook kruipen, zoals wij, mensen, kunnen wandelen of lopen, maar vliegen? Neen, dat kunnen wij niet.

Het is iets om jaloers op te zijn. Al vaak heb ik gezegd: ik zou graag eens een vlieg zijn, in de klas van de kinderen bijvoorbeeld. Hoog op een kast post vatten en rustig bekijken wat zij zoal uitspoken tussen halfnegen en vier. Eens tussen de klaslokalen door rondvliegen tot in de eetzaal. Een graantje meepikken van een kruimel hier en daar. Of in vergaderzalen van Grote Bedrijven ongemerkt meeluisteren naar wat daar bedisseld wordt, wie boos wordt op wie en waar en wanneer er meegaand wordt geknikt.

Iets wat jij kan en ik niet, dus, en toch wil je per se mee met mij, wanneer ik jog of fiets. Dan vlieg je recht in mijn oog. Lastig voor mij maar ook voor jou, begrijp je dat dan niet? Ik spring toch ook niet op jouw rug om met je mee te vliegen? Al zou ik wel willen, het zou voor ons beiden niet fijn uitpakken.

Ik vind het dus niet fijn wanneer je mijn oog in vliegt, want je hindert mij. Het prikt en stoort, ik pruts om je weg te krijgen maar dat lukt niet, en je komt er pas uit wanneer ik allang thuis ben, en dan ben jij morsdood. Want daar eindigt het altijd mee. Nog geen enkele vlieg in mijn oog – laat staan in mijn mond – heeft dat avontuur overleefd. En hoewel ik geen grote vleeseter ben, hoef ik geen bijkomende portie proteïnes onder de vorm van jou, een ongewenst insect.

Dus, beste vlieg, ik doe jou geen kwaad, toch niet zolang je niet in huis zit, want dan speel je wel heel erg met vuur… maar in de zomerse buitenlucht dus, waar ik altijd blij ben als ik er mag vertoeven, zal ik geen vinger of vliegenmepper naar je uitsteken. Wil jij dan ook zo vriendelijk zijn om de miljoenen vierkante centimeters in het zwerk te verkiezen boven mijn gezichtsholtes?

Ik zal je mijn leven lang dankbaar zijn.


Plaats een reactie